Stadslíéve

(stadsleeuwen)

Zo ongeveer 50 jaar geleden werden de stadswerklieden vaak als “stadslíéve” betiteld. Als we denken aan de typisch liggende en luie houding van de leeuw, moeten we toegeven dat die benaming niet erg vleiend bedoeld was.

Taalkundig-dialectologisch valt op dat het Nederlandse –eeuw in dit substantief in het Hasselts als –íéf klinkt.
Er zijn nog enkele andere Nederlandse woorden op –eeuw die in het Hessels –íéf worden (-of íéve in de verbogen vorm):
-geschríéf (geschreeuw)
-íéf – íéve (eeuw – eeuwen)
-íévig (eeuwig)
-líéf (leeuw)
-líéfke (leeuwtje; eigenaardig is wel dat men in de verkleinvorm naast “líéfke” ook “líéwke” hoort)
-schríéve (schreeuwen)
-spríéf (spreeuw)
-Zaatlíéf (Zoutleeuw; stadje in Vlaams-Brabant)